17 - 18 en 19 NOVEMBER
Om de vorst en sneeuw te ontlopen, zijn we dus helemaal doorgereden naar Zuid Utah tot vlakbij de grens met Arizona en Neveda.
We bivakkeren op een prachtig plekje in het Snow Canyon State Park, waar we zo gegrepen worden door de variatie en rust dat we er drie dagen blijven. Sneeuwen doet het hier niet; het park is vernoemd naar een paar mormonen, die het in het midden van de 19de eeuw hebben ontdekt.
De natuur heeft hier veel mooie verschijningsvormen. Het zand- in de kleuren Navajo-rood en roomwit - is versteend met behoud van de rimpelingen van de wind.
Hier en daar is er een lavastroom met basaltblokken overheen gegaan. Er komt maar weinig regen naar beneden en toch is er sprake van een gevarieerde flora met allerlei planten, die op een slimme manier met weinig water weten te overleven. Er wordt gewaarschuwd voor aanwezigheid van gilamonsters, een giftige soort hagedis.
Gilamonsters zijn giftig, maar omdat ze ook erg sloom zijn, worden er maar weinig mensen gebeten in de vrije natuur.
Wij hebben die niet gezien. Dat had overigens best gekund, want elke dag hebben we wel een paar uur gewandeld en in het gebied rondgestruind.